Het militaire regime in Myanmar verliest steeds meer terrein aan verschillende verzetsgroepen in het land. Vorige week veroverde de National Democratic Alliance Army (MNDAA) nog een belangrijke militaire basis in Lashio, de grootste stad van de deelstaat Shan.
Dat betekent voor het leger ook het verlies van de controle over een belangrijke handelsroute. Daarom zou het volgens analisten wel eens de meest vernederende nederlaag tot nu toe kunnen zijn voor de junta.
Sinds het leger in 2021 de democratisch gekozen regeringsleider Aung San Suu Kyi aan de kant zette, woedt er een bloedige oorlog tussen de militaire machthebbers en verschillende verzetsgroepen. Met bruut geweld tegen de burgerbevolking weet het regime stand te houden, maar een coalitie van prodemocratische milities en gewapende etnische groepen boekt al maandenlang overwinning op overwinning.
Naar schatting was meer dan 60 procent van het land al niet meer in handen van de junta vóórdat Lashio werd ingenomen, al had de junta nog grip op de belangrijkste steden en handelsroutes. En dus is de overname van Lashio belangrijk voor de verzetsgroepen. De stad, die in 2009 nog 109.000 inwoners telde, leidt naar de belangrijkste handelsgrenspost over land tussen Myanmar en China.
Correspondent Mustafa Marghadi kon mee met de gewapende oppositie en zag het effect van het conflict op de bevolking:
Controle over Lashio betekent dat die verbinding wordt verbroken. Daar komt bij dat verzetsgroepen steeds grotere delen van de grensregio's met Bangladesh en China in handen krijgen. Zo wordt het drijven van handel over land langzaamaan moeilijker voor de junta.
Het leger had veertien regionale commandocentra in Myanmar. Met de overname van die in Lashio verliest de junta voor het eerst zo'n militaire basis sinds het uitbreken van de strijd. In de westelijke deelstaat Rakhine wint de etnische strijdgroep Arakan Army terrein. Het nadert daar het regionale commandocentrum van de junta.
Strijd om Maundaw
Het Arakan Army speelt een belangrijke rol in de strijd tegen de junta. Het heeft een groot deel van de deelstaat in handen en is verwikkeld in een bloedige strijd om de tactisch belangrijke stad Maungdaw, waar vooral Rohingya wonen.
Dat is een moslimminderheid die al decennialang gediscrimineerd en vervolgd wordt in het overwegend boeddhistische Myanmar. Net als het leger wordt het Arakan Army beschuldigd van grove mensenrechtenschendingen.
In mei kwamen berichten naar buiten over tienduizenden Rohingya die door het Arakan Army zouden zijn verdreven, waarna hun dorpen werden platgebrand. Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch stelt in een rapport dat het erop lijkt dat Rohingya opzettelijk werden uitgekozen als doelwit.
"Beide partijen gebruiken haatdragende taal, aanvallen op burgers en massale brandstichting om mensen uit hun huizen en dorpen te verdrijven, wat doet denken aan etnische zuivering", schrijft Elaine Pearson, directeur Azië bij Human Rights Watch.
Hoe het eraan toegaat in Rakhine is moeilijk vast te stellen. Er werken nauwelijks journalisten en de junta heeft de communicatiemogelijkheden flink beperkt. Afgelopen vrijdag meldde Artsen zonder Grenzen dat het aantal Rohingya dat naar Bangladesh wist te vluchten en medische hulp nodig heeft flink is toegenomen. Meer dan 40 procent van die gewonden zijn vrouwen of kinderen.
Dat bericht verscheen niet lang nadat er video's begonnen te circuleren op X van tientallen dode lichamen die verspreid lagen naast de rivier de Naf, de natuurlijke grens tussen Myanmar en Bangladesh.
Rohingya zitten vast
Wat er precies is gebeurd is niet onafhankelijk te verifiëren. Overlevenden zeggen tegen Artsen zonder Grenzen dat mensen werden aangevallen met drones, toen ze de rivier probeerden over te steken om te vluchten naar Bangladesh.
Ooggetuigen vertellen aan persbureau Reuters dat er meer dan 200 mensen zijn omgekomen, andere bronnen spreken tegenover AP van 150 doden. Het Arakan Army en de junta beschuldigen elkaar van de aanval, maar Myanmarese mensenrechtenorganisaties en ooggetuigen houden het Arakan Army verantwoordelijk.
Paul Brockmann coördineert vanuit Amsterdam de projecten van Artsen zonder Grenzen in Myanmar, en staat in nauw contact met zijn collega's die de gewonde Rohingya behandelden. Dat grote groepen Rohingya überhaupt nog de grens proberen over te steken, bewijst volgens hem hoe nijpend de situatie is. "Bangladesh wil eigenlijk geen Rohingya ontvangen, en om bij de grens te komen moeten ze eerst een gebied doorkruisen waar ze niet vrij mogen bewegen", zegt Brockmann.
"Rohingya vrezen voor een tweede genocide, en dat lijkt dat mij geen onterechte angst", vervolgt hij. "De wereld lijkt de crisis te zijn vergeten en vluchten naar Bangladesh wordt steeds moeilijker. De Rohingya zitten vast."