Er hangen donkere wolken boven de Europese industrie. Steeds meer deskundigen slaan alarm over de economische transitie van de Europese Unie. Als teken aan de wand bleken ook de kwartaalcijfers van de grootste autofabrikant van Duitsland - Volkswagen - deze week zorgwekkend.
"Als we niets doen is Europa over vijftig jaar alleen nog maar een openluchtmuseum voor Amerikaanse toeristen", waarschuwde oud-president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi onlangs in een rapport over de economische toekomst van de EU.
De meeste landen zijn het erover eens dat er iets moet gebeuren. Maar wat moet Europa doen als het een financiële wereldspeler wil blijven naast China en de Verenigde Staten? Duidelijke doelen stellen en de komende jaren veel geld investeren, zeggen economen desgevraagd.
In Europa wordt daar veel over nagedacht. De EU is nog altijd een wereldspeler, maar dreigt de komende jaren links en rechts ingehaald te worden door opkomende economieën. China heeft al jaren veel geld gestoken in de 'groene' industrie. De laatste tien tot vijftien jaar is het land groot geworden in de productie van zonnepanelen, huis-tuin-en-keukenchips en accu's.
Nu zetten de Chinezen ook grote stappen bij de productie van elektrische auto's en voelen Europese autofabrikanten de hete adem van de concurrenten uit Oost-Azië.
Europa heeft verder steeds meer moeite om de Verenigde Staten bij te benen. Van de vijftig grootste techbedrijven komen er slechts vier uit de EU. De afgelopen decennia zijn er in Amerika meerdere start-ups getransformeerd in grote bedrijven met een beurswaarde van biljoenen.
Iedereen in Europa is het erover eens dat er wat moet gebeuren, maar wat? "Als we als Europeanen geloven dat we grote bedrijven uit de grond kunnen stampen in een paar jaar tijd dan vergissen we ons", zegt Samuele Murtinu, hoogleraar economie aan de Universiteit Utrecht. Het zal veel tijd en geld kosten als de EU wil blijven concurreren met de andere wereldeconomieën.
Moeten de Europese industriebedrijven dan nauwer gaan samenwerken? Dat gebeurde onder andere bij General Motors in de Verenigde Staten, nu een van de grootste autobedrijven ter wereld. Een succesvol Europees voorbeeld is Airbus. Dat begon in de jaren 60 als samenwerking tussen Britse, Franse en Duitse vliegtuigbouwers.
Maar voor dit idee lijkt weinig draagvlak te zijn bij de economen. Het is juist de marktwerking die tot lagere prijzen leidt. "Er was wel een idee om grote Europese bedrijven te laten samengaan, maar dit mocht uiteindelijk niet vanwege monopolievorming", zegt Niclas Poitiers, econoom bij de EU-denktank Breugel. "Het zou een doodsteek zijn voor andere Europese bedrijven die er al zijn."
Schrikken
Waar iedereen het wel over eens lijkt te zijn is dat er de komende tijd veel meer geld gestoken moet worden in de Europese economie. De Verenigde Staten investeren 700 miljard dollar in de verduurzamingstransitie. Volgens schattingen doet China hetzelfde, maar Europa heeft nog geen eenduidig plan.
Ook oud-ECB-topman Draghi dacht aan zo'n bedrag voor de EU. Sommige mensen schrikken daarvan, maar de economen waarschuwen dat als Europa niet bereid is te investeren in de nieuwe economie, de prijs nog hoger kan worden. Als er niet meer naar de lange termijn gekeken wordt, is het op enig moment te laat om de achterstand nog in te halen, zo wordt gevreesd.
Behalve geld lijkt vooral een duidelijk plan dus van belang voor Europa. Hoewel de 27 EU-lidstaten een unie vormen, stemmen ze hun nationale beleid vaak niet op elkaar af. Ook lijken de landen het niet eens te zijn over de doelen.
Want wat is belangrijker: zo snel mogelijk verduurzamen of grote Europese bedrijven overeind houden en daarmee banen behouden? Op dit moment wordt over die keuze heel verschillend gedacht.
Toch is het geen onmogelijke taak. Europa heeft in het verleden voor hetere vuren gestaan. "De sluiting van de kolenmijnen was eigenlijk de laatste grootste transitie", zegt Poitiers. "Enorm veel banen zijn toen verdwenen. Deze groene transitie schat ik kleiner in. Ik verwacht niet dat er zo veel banen op het spel staan."