Tot voor kort waren ze voor China een belangrijk smeermiddel voor de economie, maar nu wil het land er snel van af: kleine, particuliere oliebedrijven. Ze overtreden te vaak de milieuregels, ondermijnen staatsbedrijven en werken met olie waar sancties voor gelden.
Bijna 90 procent van de olie die Iran in 2023 exporteerde, ging naar China. Een groot deel daarvan kwam terecht bij kleine, particuliere oliebedrijven. Door Amerikaanse sancties op olie kon China de Iraanse, evenals de Russische en Venezolaanse olie, voor een lage prijs importeren.
Dat bracht China tegelijkertijd diplomatiek in de knel met de Verenigde Staten. Zeker nu de spanningen met de VS oplopen, vormen deze bedrijven een steeds groter risico. En dus zoekt Peking naar oplossingen om de fabrieken te sluiten.
Privatisering
Tien jaar geleden besloot China de oliemarkt deels te openen voor particuliere spelers. Het idee was om de illegale oliehandel zo onder controle te krijgen en staatsbedrijven het vuur na aan de schenen te leggen. Die zouden dan efficiënter gaan werken en beter kunnen voorzien in de groeiende oliebehoefte van de Chinese industrie.
Kleine bedrijven konden voortaan een importvergunning voor ruwe olie krijgen. Het had het gewenste resultaat: binnen enkele jaren verwerkten de private raffinaderijen bijna een derde van alle olie in China.
Dat ze binnen zo'n korte tijd konden concurreren met Chinese staatsgiganten had alles te maken met het verdienmodel van de kleine spelers. Landen die hun olie niet kwijt konden aan grote importlanden zoals de VS, boden deze voor bodemprijzen aan. Daar maakten de kleine raffinaderijen in China gebruik van. Maar inmiddels zijn de private raffinaderijen eerder een probleem dan een oplossing voor de op een na grootste economie ter wereld.
Overproductie
Terwijl het aantal raffinaderijen in China de afgelopen jaren toenam, nam de vraag naar olie af. De opkomst van elektrische auto's, de uitbreiding van het openbaar vervoer, de toename van het gebruik van vloeibaar gas en verminderde bouwactiviteiten hebben geleid tot een kleinere behoefte.
Waar de staat tien jaar geleden de private oliebedrijven nodig had om de groeiende industrie van olie te voorzien, vormen ze nu een bedreiging voor de staatsbedrijven.
Daarnaast zijn de kleine bedrijven ook een bedreiging voor China's klimaatambities. China wil in 2060 klimaatneutraal zijn, maar veel kleine bedrijven kunnen investeringen in schone technologie niet betalen. En dus werken ze met verouderde installaties en technieken. Een van de grootste problemen is dat veel bedrijven brandstof produceren waarbij bij de verbranding te veel zwavel en fijnstof vrijkomen.
Ook ontbreekt het veel van de private raffinaderijen aan vergunningen. Zolang de fabrieken economische welvaart brachten, werd er door lokale overheden veel door de vingers gezien.
Maar van dat alles heeft Peking nu genoeg. Eerder dit jaar schrapte de overheid een reeks belastingvoordelen voor geïmporteerde brandstofproducten, met als gevolg dat veel kleine raffinaderijen hun capaciteit hebben moeten afbouwen of de deuren volledig hebben moeten sluiten.
Amerikaanse druk
Daarbovenop komt de gespannen relatie met de VS, dat China al jaren bekritiseert om het importeren van door hen gesanctioneerde olie. China heeft zelf geen sancties opgelegd aan olie uit Iran, Rusland of Venezuela, maar het legt druk op de toch al gespannen relatie met de Amerikanen.
Vorige maand sanctioneerde de VS voor het eerst twee raffinaderijen in China. Hoewel de VS geen brede economische sancties aan China oplegt, lijkt Peking zich te realiseren dat deze raffinaderijen China's diplomatieke relatie met de VS onnodig in gevaar brengen. Door deze raffinaderijen nu versneld te sluiten, probeert Peking een van de angels uit het handelsconflict met de VS te halen.