Lokale overheden vragen met spoed om geld van het rijk om de infrastructuur op peil te houden. 80 procent van alle bruggen, sluizen, viaducten en wegen is in beheer van gemeenten. Veel daarvan zijn aan het einde van hun levensduur, maar lokale overheden schuiven onderhoud en vernieuwing voor zich uit, omdat ze het geld ervoor niet hebben of het niet genoeg prioriteit geven.
Veel infrastructuur dateert uit de jaren 60 en 70, en daardoor zijn veel constructies aan vervanging toe. Wegen worden bovendien steeds meer en zwaarder belast. Dat versnelt slijtage.
Nederland staat hiermee dus voor een grote uitdaging. Nu al is jaarlijks 2,4 miljard euro nodig. Dat loopt op tot 3 miljard per jaar in 2040, blijkt uit een rapport van onderzoeksbureau TNO dat vorig jaar uitkwam.
Gemeenten draaien op voor meer dan de helft voor deze kosten. Daarin zijn de kosten die gemaakt moeten worden als gevolg van bodemdaling, zwaardere voertuigen en verduurzaming nog niet meegenomen.
Lokale overheden moeten onderhoudskosten betalen uit het gemeentefonds, dat wordt gevuld door het rijk. Gemeenten mogen zelf bepalen waar ze het geld aan uitgeven.
"Veel van dat geld gaat naar sociale dienstverlening en ondersteuning van inwoners, zoals de bijstand, energietoeslag, jeugdzorg", zegt Van Burgsteden namens de VNG. "En dat betekent dat er minder geld overblijft voor onderhoud van wegen." Hij maakt de vergelijking met een sluipmoordenaar. "Je ziet het pas als het te laat is."
Uitstelgedrag
Het jarenlange uitgestelgedrag van gemeenten heeft drie redenen, zegt Marcel Boogers, bijzonder hoogleraar Democratie en Transitie van de Universiteit Utrecht. Ten eerste is er jarenlang bezuinigd op infrastructuur. In 2020 gaf meer dan 40 procent van de gemeenten aan te bezuinigen op onderhoud.
Ook is vaak onduidelijk wie de eigenaar is van bijvoorbeeld een brug. De constructie kan van Rijkswaterstaat zijn, maar het wegdek is dan weer van de gemeente, en daardoor worden er geen besluiten genomen. "En veel gemeenten hebben financiële problemen. Dus die komen daar nog eens bovenop."
Gemeenten willen dus extra geld van de landelijke overheid om hun infrastructuur op peil te brengen. Maar of dat ook echt de oplossing is, betwijfelt Boogers. "Het kan alleen werken als gemeenten geoormerkt geld krijgen. Anders kunnen ze het alsnog aan andere zaken uitgeven."
Volgens hem is het wel goed dat het beheer van deze infrastructuur bij gemeenten of provincies blijft. "Die zitten er dichter op dan het rijk."
Keuzes maken, zegt minister
Minister Madlener (PVV) wijst erop dat infrastructuur "een van de kerntaken" is van gemeenten. "Als er bepaalde tekorten zijn, zullen gemeenten keuzes moeten maken. Dat kunnen ook pijnlijke keuzes zijn. Dat kan ik niet mooier maken dan het is."
Zelfs als er extra geld vanuit Den Haag komt, zijn de problemen nog niet opgelost. Uit een rapport van onderzoeksbureau TNO van vorig jaar blijkt dat gemeenten zich er over het algemeen onvoldoende van bewust zijn dat er een vervangingsopgave is. Van de 342 gemeenten had slechts 12 een prognose van de vernieuwingsopgave. Ook geven lokale overheden niet altijd prioriteit aan deze vernieuwingen en zijn er vragen over eigenaarschap.
"En daar komen de regelmatige bestuurswisselingen bovenop", zegt Peter Rasker, marktdirecteur gebouwde omgeving bij TNO. "Die maken het lastig voor gemeenten om voor lange termijn geld te reserveren."
Oplossing?
Van Burgsteden ziet het liefst dat er een fonds wordt opgericht van gemeenten, provincies en het rijk, omdat gemeenten de grote onderhoudsopgave niet alleen aankunnen. De Algemene Rekenkamer constateerde eerder al dat lokale overheden te weinig geld vrijmaken voor onderhoud.
Ook Rasker denkt dat samenwerken de meest voor de hand liggende oplossing is. "Beschouw niet elke brug als een apart nieuw project. Vervang ze in series, alsof ze uit de fabriek komen. Als je dat samen regelt, hoeft niet elke gemeente het wiel opnieuw uit te vinden. De vernieuwing komt dan in een versnelling."
Ook is het een-op-een vervangen niet altijd nodig, zegt Rasker. "Je kan ook renoveren, versterken of opnieuw berekenen of die ene brug of viaduct ook langer mee kan. Maar ook dat moet wel gebeuren en kost geld. En als je dat niet doet is een-op-een vervanging uiteindelijk onvermijdelijk."